Orgel

De ingestelde orgelcommissie, met als adviseur Dirk Jansz. Zwart, heeft aan de Amsterdamse orgelbouwer Fontijn en Gaal de opdracht gegeven om een tweeklaviers, mechanisch orgel te bouwen. Op 6 april 1972 is in een bijeenkomst onder leiding van ds. A. Vergunst het kerkorgel in gebruik genomen.

Het hoofdwerk bestaat uit:

-Bourdon 16` gedeeld in bas– en discant
-Prestant 8`
-Viola 8`
-Holpijp 8`
-Speelfluit 4`
-Octaaf 4`
-Superoctaaf 2`
-Mixtuur 4 sterk
-Trompet 8` gedeeld in bas– en discant.

Het rugwerk bestaat uit:
-Prestant 8` vanaf kleine c.
-Prestant  4`
-Roerfluit 8`en 4`
-Nasard 3`
-Woudfluit 2`
-Sesquialter 2` sterk
-Koppel hoofdwerk/rugwerk,  rugwerk/pedaal,  hoofdwerk/pedaal.
-Tremulant hoofdwerk en rugwerk

Gereserveerde pedaalstemmen:
-Bazuin 16`
-Trompet 8`
-Subbas 16`
-Octaaf 8`

Het orgel had bij ingebruikname nog geen zelfstandig pedaal.
Uiteindelijk kon door een gekregen legaat van één van de gemeenteleden het pedaal van het orgel worden voorzien van sprekende stemmen. De orgelbouwer B.A.G. uit Enschede  heeft dit verzorgd. Op 15 december 1989 is in een bijeenkomst onder leiding van ds. P. Melis het afgebouwde orgel in gebruik genomen.
Orgelbouwer I. Boogaard uit Rijssen heeft na verloop van tijd het onderhoud van het orgel overgenomen. Op het hoofdwerk is een nieuwe Trompet 8` geplaatst. De Mixtuur van het Hoofdwerk is teruggebracht naar 3` sterk. Ook is de winddruk in het orgel verhoogd. Hierdoor is de klank van het orgel verbeterd.